Zo maak je een...
Vorm van de draad een lus, steek de haaknaald erdoor en trek de draad door de lus. Het lusje moet soepel over de naald glijden.
Steek de naald vervolgens onder de draad, dit heet 'een omslag maken', en haal de draad door de lus. Ga door totdat je het benodigde aantal lossen hebt gemaakt. Het aantal lossen tel je zoals aangegeven in de illustratie. De lus die op de naald zit telt niet mee.
Steek de naald door de tweede losse vanaf de naald. Maak een omslag en haal de draad door de lus: je hebt nu twee lussen op de naald. Maak weer een omslag en haal deze door de beide lussen: er is één lus over. Herhaal deze steek in de volgende losse.
Maak een omslag en steek de naald in de derde losse vanaf de naald. Maak weer een omslag en haal deze door de losse: je hebt nu drie lussen op de naald. Maak weer een omslag en haal deze door de eerste twee lussen: er blijven twee lussen achter op de naald. Maak nog eens een omslag en haal deze door de overgebleven twee lussen: je eindigt met één lus.
Enkele termen verklaard
toer = een rij van steken
keerlosse = een losse die je aan het einde van iedere toer toevoegt
trosje = een groepje van stokjes in dezelfde losse
ring van lossen = een (kleine) ketting van lossen, waarbij je het einde met het begin verbindt om zo een ring te maken