Hoeklijnen
Zaag tweemaal een aluminium hoeklijn op dezelfde lengte als het plexiglas, in dit voorbeeld 160,5 centimeter (F). Leg het gebogen plexiglas weer over de onderzijde van de mal, plaats de hoeklijn langs de rand van het plexiglas en maak met potlood een markering op het plexiglas vlak langs de hoeklijn. Haal de hoeklijn weg en maak met een schuurpapiertje het deel tot aan de lijn ruw. Let op dat je niet voorbij de lijn schuurt, anders blijf je deze beschadigingen altijd zien. Veeg het stof weg, breng een klein lijntje transparante lijmkit aan en verspreid dit over het geschuurde deel. Klem de hoeklijn er vervolgens bovenop. Zorg dat je de lijmklemmen en de hoeklijn klaar hebt liggen, want de lijmkit droogt snel. Leg een extra lijntje kit langs de rand van de hoeklijn (zie tip 2). Controleer of de hoeklijn recht ligt en gebruik een tiental lijmklemmen om de hoeklijn vast te klemmen. Laat dit zitten totdat de lijmkit is uitgehard. Herhaal voor de andere zijde. Herhaal deze stappen nogmaals, maar gebruik nu hoeklijnen die 5 centimeter korter zijn, zodat er aan één zijde van het plexiglas 5 centimeter zonder hoeklijn is.
Constructie
Uit een plaat van betonplex (12 millimeter dik) zaag je drie halve manen, iets hoger dan de vorige die je hebt gemaakt. Zaag drie rechthoeken van 85,4 centimeter breed en 27,7 centimeter hoog. Gebruik weer het stukje resthout met de spijker, haal de spijker eruit, meet vanaf de bovenzijde van het stuk betonplex 47 centimeter naar beneden en plaats daar in het midden de spijker. Met een touwtje en een potlood maak je een cirkel en met een decoupeerzaag zaag je die uit. Herhaal nog tweemaal. In twee van de drie halve manen maak je aan de bovenzijde, precies in het midden, een rechthoekige inkeping van 2 centimeter breed en 9,7 centimeter diep (G). De halve maan zonder inkeping is H.
Zaag twee rechthoeken uit het betonplex van 8 centimeter breed en 12,7 centimeter hoog, met een inkeping van 2 centimeter breed en 9,7 centimeter hoog (I). Leg I boven op de G, uitgelijnd met de inkepingen, en verlijm ze aan elkaar. Gebruik een lijmklem om ze te fixeren tot de lijm is uitgehard.
Dwarsbalk
Met een cirkelzaag zaag je een paal van hardhout op een lengte van 85,4 centimeter. Op één uiteinde zaag je deze onder een hoek van 59 graden. Vervolgens meet je langs de zaagsnede vanaf de korte zijde 3 centimeter; maak hier een markering en teken een lijn haaks op de eerdere zaaglijn. Zaag ook deze lijn. Met een centerpunt maak je een markering op de korte zaagsnede, precies in het midden. Haaks op dit vlak boor je met een 7 millimeter-boor door het hout heen. Ten opzichte van het balkje is dit onder een hoek van 31 graden. Vanaf de andere zijde boor je met een 22 millimeter-speedboor een inkeping voor de moer en de ring. Herhaal dit voor de andere zijde. Dit is J.
Leg J op z’n kant en leg G er bovenop, uitgelijnd met de rechte zijde van G; als het goed is steken de hoekjes wat uit. Schroef G aan J met zes hardhout schroeven 4.0 x 40 millimeter (rvs) en zaag de uitstekende punten van G weg met een decoupeerzaag. Herhaal dit met de andere G en H.
Paal
Zaag een hardhouten paal van 200 centimeter lang (K), leg G met I er bovenop, precies in het midden, gelijk aan de bovenkant en haaks. Klem de drie stukken tegen elkaar met een lijmklem, boor op 15 centimeter vanaf de bovenkant van K een gat van 7 millimeter door K en G. Doe hier een 6 millimeter slotbout doorheen. Boor een gat van 9 millimeter door K-G en J precies in het hart van J; doe hier een M8 slotbout doorheen. Zorg dat alles haaks staat en draai de slotbouten aan. Herhaal dit voor de andere paal.
Middenpaal
De middenpaal (L) zaagt u ook op een lengte van 200 centimeter, en deze kun je op een vergelijkbare manier met H verbinden door er twee gaten in te boren zoals je eerder deed. Zaag nu met een cirkelzaag een inkeping in L en H, van 2 bij 9,7 centimeter. Leg H naar boven zodat je een mooi vlak hebt voor de cirkelzaag. Zaag de grote lijnen met de cirkelzaag en doe de hoekjes met een decoupeerzaag.