Zwarte Kaat
Zwarte Kaat, een vrouw met ravenzwart haar en een haviksneus, plundert er op los met haar bende van rovers. In 1596 steelt ze baby Thomas uit zijn bedje in de Kempen. Ze voedt hem op als haar eigen zoon. Hij zou haar geluk moeten brengen. Na 18 jaar keren de bendeleden terug naar de Kempen om hun slag te slaan in de Abdij van Postel. Daar worden ze opgewacht door soldaten, onder leiding van Floris ten Vorsel. Floris blijkt Thomas’ oudere broer die de ontvoering van dichtbij heeft meegemaakt. Hij zweert wraak.