Zo ga je te werk:
- Snijd de boter in blokjes en meng deze in een ruime kom met behulp van twee messen door de basterdsuiker.
- Voeg het ei toe en roer kort door.
- Zeef de bloem samen met zout boven de kom en meng het met de messen (of uw vingertoppen) door de boter tot kruimeltjes.
- Kneed vlot tot een geheel, verpak het deeg in huishoudfolie en laat het minimaal een uur rusten in de koelkast.
- Schil ondertussen de appels, verwijder de klokhuizen en snijd het vruchtvlees in mooie, dunne partjes.
- Vet een taartvorm (diameter 24 centimeter) in en verwarm de oven voor op 200 graden.
- Laat de boter smelten en wat afkoelen.
- Rol het deeg op een licht bebloemd werkblad uit en bedek de taartvorm ermee.
- Schik de appelpartjes in een waaiervorm over de bodem. Begin met de buitenste ring en leg de binnenste ring in tegengestelde richting. Neem hier de tijd voor; hoe netter de partjes in de vorm liggen, des te mooier de taart.
- Meng de gesmolten boter met de suiker, het kaneelpoeder en de eieren in een kom. Giet dit mengsel voorzichtig over de appels.
- Bak de taart een half uur op 200 graden in de oven. Bestrijk de taart terwijl hij nog heet is met de kweeperen- of abrikozenjam.
Tip: Als u de jam eerst iets verwarmt, gaat het bestrijken wat makkelijker. De taart is erg lekker met slagroom, een dot crème fraîche of een bolletje vanille-ijs.