Je mag het als natuurliefhebber vast niet zeggen, maar het is een vies ding, de stinkzwam. Hij stinkt niet alleen, maar ziet er ook onsmakelijk uit. Vandaar zijn wetenschappelijke naam: Phallus impudicus. Het tweede woord betekent ‘schaamteloos’, het eerste heeft geen vertaling nodig.
Duivelsei
Onze voorouders zagen de stinkzwam al helemaal niet zitten. Zij noemden de aardappelgrote bol waaruit de zwam zich verheft ‘duivelsei’. Dat verheffen gaat snel. In één nacht groeit de zwam uit tot wel vijftien centimeter, compleet met een verdikte top vol bruingroen slijm waarin de zaadjes zitten die bij paddenstoelen ‘sporen’ worden genoemd. Dit viezige goedje wordt na verloop van tijd dun en vloeibaar, waarna de stinkzwam zijn werk heeft gedaan en afsterft.
Vliegen doen het werk
Hoe worden dan de sporen verspreid? Naast andere insecten zorgen daar vooral vliegen voor. Vleesvliegen. Iedereen kent ze wel, die dikke blauwe of groene brommers, die glanzen alsof ze van metaal zijn en die zich tegoed doen aan alles wat wij weerzinwekkend vinden. Aas is favoriet en in dode dieren leggen ze ook hun eitjes, zodat de maden de tafel gedekt vinden. En daarom stinkt de stinkzwam. Alsof hij weet heeft van de culinaire voorliefde van vleesvliegen geeft hij het sporenslijm de stank van ontbindend vlees mee. De vliegen worden er onweerstaanbaar door aangetrokken, want daar lijkt hun favoriete kostje te liggen. Daar kunnen ze bovendien hun eitjes kwijt! Ze worden voor de gek gehouden, maar helemaal bedrogen komen ze niet uit. Het slijm is mierzoet en wordt met smaak verorberd. Tot grote tevredenheid van de stinkzwam. Met het slijm eten de vliegen immers ook de sporen op en die zullen het insectenlijf verlaten zoals ze erin gingen. In één enkel vleesvliegenpoepje zitten vaak miljoenen stinkzwamsporen! Daarmee is de voortplanting van de stinkzwam geregeld.